Om de gebruikerservaring van deze site te verbeteren gebruikt deze website cookies. Ik ga akkoord Ik ga niet akkoord

Aanplant

De walnoot moet jong aangeplant worden. Bij het planten van oudere bomen is de terugslag groot en duurt het lang voordat de boom noten gaat dragen. Tweejarige veredelingen van min. 1.80 meter hoog zijn het beste om aan te planten. Het wortelstelsel is dan 3 jaar houd. De planttijd is meestal tussen november en januari/februari.  Het plantgat moet groot genoeg zijn om de wortels er goed gespreid in te planten. De plantdiepte moet zodanig worden gekozen dat de bovenste zijwortels 5 tot 10 cm onder het maaiveld liggen. Oppassen om niet te diep te planten, dat vertraagt de groei. De kwekerij diepte is meestal correct.

De plantgaten voor jonge walnootbomen variëren van 30-60 cm doorsnee tot 25-30 cm diepte. Beschadigde of gebroken wortels worden weggesnoeid. Geen andere wortels weghalen, dat tast de groeireserve aan en bemoeilijkt het aanslaan van de boom. De wortels worden uitgespreid en daartussen wordt de losse aarde goed aangedrukt. Eventueel in het plantgat tuinaarde of andere bodemverbeteraar toevoegen. (Geen verse compost!)Groei en Bloei

Groei en Bloei

De walnoot is eenhuizig, dus met mannelijke en vrouwelijke vruchten gescheiden aan 1 boom. De mannelijke bloemen zitten op katjes die ca. 10-11 cm lang zijn. Elk katje telt 100 tot 160 bloemen. De onderste bloemen op het katje zijn het grootst. Iedere mannelijke bloem heeft een schutblad, bloembekleedselen en een variërend aantal meeldraden.. de grotere bloemen onder aan het katje hebben de meeste meeldraden. Elke meeldraad bevat zo’n 1800 stuifmeelkorrels. Iedere boom kan dus ontelbaar vele stuifmeelkorrels produceren, hetgeen nodig is omdat de walnoot een windbestuiver is en er dus veel stuifmeel verloren gaat.        

De katjes worden al in de zomer en de herfst voorafgaande aan de bloei in het daarop volgende jaar aangelegd. Het zijn kegelvormige kropachtige structuren in de bladoksels.De temperatuur heeft grote invloed op de ontwikkeling van de katjes in het voorjaar. Warm weer versnelt de groei, koude vertraagt de ontwikkeling. De mannelijke bloeiperiode kan daardoor per jaar verschillen. Strenge (nacht)vorst vernietigt de katjes en storm kan de katjes van de boom blazen.De katjes verschijnen bij de veredelde rassen na 3-4 jaar. Het stuifmeel van een boom komt in 8-14 dagen vrij, het meeste stuifmeel in een periode van 5-6 dagen. Bij warm weer duurt deze bloeiperiode nog korter. Het vrijgekomen stuifmeel is 2-3 dagen kiemkrachtig. De vrouwelijke bloemen worden later aangelegd dan de mannelijke en bevinden zich in knoppen aan het eind van de1-jarige twijgen. De knop bevat 1 tot 3 vrouwelijke bloemen en een beginsel voor een gebladerde scheut. De vrouwelijk heeft een omwindsel van schutblad en twee voorbladen en is vergroeid met de bloembekleedselen. Het vruchtbeginsel is bekroond met een tweelobbige stempel en bestaat uit twee vruchtbladen. Het stempel heeft vele plooien en daardoor een groot oppervlak, noodzakelijk bij windbestuiving.

Ontwikkeling van de noot

Na de bevruchting neemt de noot snel in omvang toe en bereikt na ca. 3 maanden de uiteindelijke grootte. De snelste groei vindt plaats tot hal juli, daarna vertraagd het tempo omdat de schaal zich gaat vormen, wat veel bouwstoffen vraagt. Dit duurt tot eind juli. De uiteindelijke grootte van de noot is bereikt en de kernvorming vangt aan, wat een maand duurt. Daarna gaan de tussenschotten verhouten.

Begin oktober begint de binnenkant van de bolster zo te veranderen, dat ze niet meer aan de schaal hecht. Wanneer het weefsel tussen bolster en schaal helemaal bruin is en het kernvlies nog licht dan is de noot rijp. De bolster splijt en de noot valt er uit. Gemiddeld gebeurt dit rond medio oktober.

Ziektes en plagen

De schadelijkste bacterie ziekte is bacteriebrand (Xanthomonas Juglandis). De bacterie tast knoppen, vruchten, bladeren en scheuten aan. De boom gaat er niet aan ten gronde, maar de oogstderving is zeer aanzienlijk. Het is te herkennen door bruine, later zwarte vlekken op bladeren en bolsters. De ziekte wordt via stuifmeel overgebracht. Het is daarom zaak ook de bomen in de naaste omgeving in de gaten te houden.De bacteriebrand tast ook de gemengde knoppen aan, waardoor ook de oogst in het volgende jaar wordt bedreigd. Niet alle rassen zijn gevoelig voor bacteriebrand.

Bacteriebrand treedt vooral op hoge luchtvochtigheid, regen en warmte (tussen de 16 en 29 graden) en sterke groei (jonge bomen!) Ook veel stikstof en water zijn ongunstige factoren.  Alle aangetaste noten verwijderen en de kankers in de boom wegknippen.

In vroeger dagen werd de bestrijding in notengaarden wel gedaan met koperxychloride, een schadelijke stof waarbij het middel erger is dan de kwaal.

Gebruik zo min mogelijk (chemische) bestrijdingsmiddelen, een ondergrond van gras is geschikt om de biologische bescherming te bevorderen, zorg voor een afwisseling in de flora rond de boomgaarden en de aanwezigheid van lokale fauna ( bijen, kevers, vleermuizen sluipwespen) Ziektes worden voorkomen door ieder jaar de afgevallen bladeren, takken en bolsters te verzamelen en te verbranden. Hetzelfde geldt voor snoeihout. Een schone ondergrond voorkomt ziektes en plagen. Onkruid vrij houden van de boomspiegel kan hier ook een gunstige uitwerking op hebben.

Het is ook mogelijk stalmest te gebruiken. Ervaring leert dat 7 ton stalmest per ha. de behoefte aan kali en fosfaat dekt. Voor de stikstof behoefte is 12 tot 15 ton stalmest nodig. Men gebruikt de stalmest om het jaar en vult in het tussenliggende jaar de stikstofbehoefte aan met kunstmest. Stalmest is een goede leverancier van de voornaamste mineralen en het verhoogt bovendien het gehalte van organische stof van de grond. Voor walnoten moet dit gehalte tussen de 2 en 4% liggen. Stalmest is echter zeer variabel van samenstelling en daardoor kunnen de meststofconcentraties ook zeer schommelen.

Bladvlekkenziekte geeft op zowel de bovenzijde als wel de onderzijde van het blad zwarte vlekken. Aangetast blad vergeelt en valt er af.Ook de scheuten en bolsters kunnen bruine vlekken krijgen. Nat lenteweer bevordert deze bladvlekkenziekte.
Het beste is om het gevallen blad te ruimen en af te voeren.

De Walnootgalmijt ook wel genoemd de okkernotenviltmijt kan zorgen voor holle bobbels op het blad, aan de onderzijde van het blad zijn harige structuren te zien. Grote schade veroorzaken deze mijten niet. Er is niet veel aan te doen om dit te voorkomen. De mijten zijn kleiner dan 0.1 mm en om te overwinteren kruipen ze in de knoppen om vervolgens in het vroege voorjaar de nieuwe bladeren weer aan te vallen.

Het vermeerderen of enten van de walnoot

Als u een walnoot in de grond stopt dan groeit daar ongetwijfeld een boompje uit. En misschien ook nog wel een mooie en grote boom. Toch zult u altijd moeten afwachten of deze boom vruchten gaat dragen, hoeveel het er zijn en hoe groot ze worden. Het is mogelijk, maar zeker niet gegarandeerd dat dit een goede en productieve boom wordt. Daarom worden onze walnotenbomen geënt.

In december-januari knippen we diverse soorten enthout van onze moederbomen. Dit enthout gaan we nu gebruiken om nieuwe bomen te enten. Enten is een veel gebruikte methode in de fruitteelt. Vruchtbomen worden bijna altijd geënt op een onderstam als gastheer.

Januari, februari en maart is normaal gezien de beste periode om te enten. Tijdens het enten wordt de ent vastgemaakt op een deel van een andere boom (de onderstam). Dit is ter verbetering (veredeling) van de boom, want door het enten krijgt de uiteindelijke walnotenboom de eigenschappen van de ent en dus de eigenschappen van de moederboom waar de ent vanaf geknipt is.